-
1 sofort
sofort1 onmiddellijk, ogenblikkelijk, meteen ⇒ direct; zonder omweg; op slag♦voorbeelden:sofort tot • op slag doodab sofort • vanaf, met ingang van heden〈 economie〉 per sofort • meteen, onmiddellijk -
2 greifbar
greifbar2 disponibel ⇒ voorradig, (direct) leverbaar, beschikbaar♦voorbeelden:1 greifbar nahe • tastbaar nabij, vlakbijder Direktor war nicht greifbar • de directeur was niet te bereikenPapiere greifbar haben • documenten bij de hand hebben -
3 sofort lieferbar
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский